Afrikaans
Arabic
Basque
Bengali
Bulgarian
Catalan
Chinese Traditional
Czech
Danish
Dutch
English
Filipino
Finnish
French
Galician
German
Greek
Gujarati
Hebrew
Hindi
Hungarian
Icelandic
Indonesian
Italian
Japanese
Kannada
Korean
Latvian
Lithuanian
Malay
Malayalam
Marathi
Norwegian
Polish
Portuguese
Punjabi
Romanian
Russian
Serbian
Slovak
Spanish
Swedish
Tamil
Telugu
Thai
Turkish
Ukrainian
Vietnamese
Home
About
Contact Us
Home
>
How to Pronounce Dutch Words
>
Communication
>
Page 15
Browse Dutch Words in the Communication Category. Page 15
vriendelijk
vrolijk
Vrolijke Thanksgiving
Vul dit formulier in alstublieft
Waar ben je naartoe gegaan?
Waar ben je?
Waar bent u naar op zoek?
Waar doet het pijn?
Waar ga je heen?
Waar is de dichtstbijzijnde apotheek?
Waar is de dichtstbijzijnde geldautomaat?
Waar is het dichtstbijzijnde tankstation?
Waar is het postkantoor?
Waar is het toilet?
Waar is het?
Waar kan ik een auto huren?
Waar kom je vandaan?
Waar kom je vandaan?
Waar vind ik een geldautomaat?
Waar vind ik een ziekenhuis?
Waar wacht je op?
Waar was je?
Waar werk je?
Waar wil je heen?
Waar woon je?
Waar zou je heen willen?
Waar zou je willen ontmoeten?
Waar zullen we naar toe gaan?
Waarom deed je dat?
Waarom niet?
Waarom vraag je?
Waarom wil je dat weten?
Waarom zei je dat?
Waarom zo'n haast?
Waarvan?
Waarvoor?
Wacht buiten
Wacht een seconde
Wacht even
wacht even
Wacht even
Wacht je op iemand?
Wacht op mij
Wanneer ga je weg?
Wanneer gebeurde dit?
Wanneer is een goed moment om u te bereiken?
Wanneer is je verjaardag?
Wanneer kan ik je weer zien?
Wanneer kom je terug?
Wanneer kom je terug?
Wanneer vertrekt de volgende bus naar Chicago?
Wanneer?
Waren er problemen?
Was getrouwd
Wat bedoel je?
Wat ben je aan het doen?
Wat ben je aardig
Wat betekent dit woord?
Wat betekent dit?
Wat denk je?
Wat doe je deze week?
Wat doe je in je vrije tijd?
Wat doe je morgen?
Wat doe je vanavond?
Wat doe je voor de lol?
Wat doen je ouders voor werk?
Wat doet u dit weekend?
Wat ga je dit weekend doen?
Wat ga je morgen doen?
Wat ga je vanavond doen?
Wat ga jij deze week doen?
Wat gebeurd er?
Wat had je verwacht?
Wat heb je afgelopen weekend gedaan?
Wat heb je gisteravond gedaan?
Wat heb je gisteren gedaan?
Wat heb je in gedachten?
Wat heb je?
Wat heb je?
Wat is dat?
Wat is de datum van vandaag?
Wat is de datum vandaag?
Wat is dit?
Wat is er aan de hand?
Wat is er gaande?
Wat is er gebeurd?
Wat is er mis?
Wat is er nieuw bij jou?
Wat is er nieuw?
Wat is er?
Wat is het punt?
Wat is het verschil?
Wat is het?
Wat is je achternaam?
Wat is je achternaam?
Wat is je adres?
Wat is je favoriete boek?
Wat is je favoriete film?
Wat is je naam?
Wat is je telefoonnummer?
previous
9
10
11
12
13
14
15
16
17
next